“Ken je het gedicht van Vasalis: Sotto voce? ”, vroeg ze me. Ja. Dat ken ik. Tijdens mijn studie Nederlands heb ik een aantal gedichten van Vasalis ‘onderzocht’; ze zijn niet allemaal even toegankelijk.
Sotto voce
Zoveel soorten van verdriet
ik noem ze niet.
Maar één, het afstand doen en scheiden.
En niet het snijden doet zo’n pijn,
maar het afgesneden zijn.
Nog is het mooi, ’t geraamte van een blad,
vlinderlicht rustend op de aarde,
alleen nog maar zijn wezen waard.
Maar tussen de aderen van het lijden
niets meer om u mee te verblijden:
mazen van uw afwezigheid
bijeengehouden door wat pijn
en groter wordend met de tijd.
Arm en beschaamd zo arm te zijn.
“Die regels, zei ze. Die regels ‘En niet het snijden doet zo’n pijn, maar het afgesneden zijn’, daar snapte ik niets van. Het gedicht intrigeerde me, maar begrijpen deed ik het niet. Totdat hij stierf.”
‘Hij’ is Per, haar echtgenoot. Bijna 3 weken geleden overleed hij. Ik was bij haar voor het nagesprek. De uitvaart was nu twee weken geleden. Ze was blij geweest met de grote schalen vol waxinelichtjes die we naar binnen hadden gedragen in de aula van het crematorium. De manier waarop we haar liefste nog eenmaal vol in het licht hadden gezet. Zij had zelf in de ontvangstruimte de eerste kaars aangemaakt. Alle aanwezigen hadden aan die kaars hun lichtje doen ontbranden en op de 4 schalen met schelpenzand gezet. Bij aanvang van het afscheid ging het licht in de aula uit en kwamen wij binnen met de schalen. Ze werden op 4 kolommen naast Per neergezet. Ik las een tekst voor over de betekenis van het doorgeven van licht. Het hele afscheid had in het teken van licht gestaan. Per was haar licht geweest.
We hadden volop gepraat: hoe het met haar ging, natuurlijk. Wat ze ervoer nu ze alleen was. Wat ze nodig had en wel of niet kreeg vanuit haar omgeving. En toen, uit het niets, dit gedicht. Ze had het bij toeval weer onder ogen gekregen toen zij haar bureau aan het opruimen was. Het lag in een mapje waarin ze gedichten die ze tegenkwam in tijdschriften of kranten, uitknipte en bewaarde.
“Ik begrijp het nu”, zei ze. “Verdriet over afstand doen en scheiden. Per ging weg, een heftige scheiding is dat. Dat zagen we aankomen. Hij was ziek en we wisten dat het moment daar zou zijn. Maar nu hij weg is… Dat dát zo’n pijn doet, had ik vooraf niet kunnen bedenken. Niet het feit dat hij stierf, het snijden, deed pijn, maar nu hij weg is, en ik langzaamaan besef dat het voor altijd is. Nooit zijn stem meer horen, zijn armen voelen, zijn lach, zijn aanwezigheid in het huis… dat bedoelde zij (= Vasalis) vast met ‘het afgesneden zijn’ En nu begrijp ik ook de rest van het gedicht. Alles wijst op de pijn met als metafoor het geraamte van een blad. Ik heb alleen nog de herinnering aan onze liefde en tegelijk doet die ook pijn. Ik schaam me dan weer dat ik me niet ‘rijk’ kan voelen, omdat ik die herinnering tenminste nog heb. Dat is vast dat arm en beschaamd in die laatste regel… ”
We hebben nog lang doorgepraat over het gedicht.
Teksten kunnen zó binnenkomen. Woorden kunnen verzachten, helen, verklaren, troosten maar natuurlijk ook pijn doen. Dit gedicht liet haar alles tegelijk voelen. Ooit had ze het uitgeknipt omdat het haar iets deed. Nu haar man gestorven was, kreeg het inhoud. Het deed haar huilen, maar bood haar vooral troost. Ze heeft het opnieuw uitgetypt en het hangt nu in een lijstje in het herdenkingshoekje voor Per. Blij dat anderen die pijn blijkbaar ook herkennen en er zelfs woorden aan kunnen geven…